Musical

Door omstandigheden raakten we verzeild tussen de mama’s en de papa’s van een klas basisschoolverlaters. We zaten in een zaaltje waar hun kinderen een musical gingen opvoeren. We vielen nogal uit de toon, vonden we zelf. Wij zijn immers oma en opa. Maar, we waren geëxcuseerd want we waren er in plaats van de mama en de papa die andere besognes hadden. Althans papa want die was naar Werchter, met vrienden en zijn zoon. Zij waren gisteren naar de voorstelling voor de oma’s en de opa’s geweest en nu zaten wij vandaag dus tussen de mama’s en de papa’s. Er stond een kleinkind op de bühne. Ze danst graag, ze zingt graag en dat was weer goed te zien. Maar zo’n avond is toch meer dan enkel naar je kleinkind kijken. Het is wonderlijk om te zien hoe groot het verschil in de ontwikkeling van kinderen van een jaar of twaalf is maar ook hoe sterk hun groep is. En om te beseffen dat acht jaar toegewijde teambuilding, er voor elkaar zijn, tot een einde komt; maar niet zinloos. De ervaring die die kinderen daarmee hebben opgedaan gaat hun de komende jaren helpen zich verder tot een zelfbewust en zelfstandig wezen te ontwikkelen. Om zich los te kunnen maken en toch deel te kunnen en te willen zijn van de samenleving. 

Vakantie

We gingen ons even laten uitleggen wanneer en hoe we tijdens de vakantie de planten moeten water geven en de tuin moeten besproeien. Welke middelen zijn daar – buiten water – zoal voor voorhanden. Haspels, vele meters slang, handsproeier zus, verstuiver zo, waterwaaier, gieter, straalrondspuiter en wat al niet. En dan nog instructie over sleutels, over oud papier, groene en grijze bakken. Maar, we zouden alles ook nog op papier krijgen, althans via berichten of whatsapp. Of hadden we het liever allemaal via mail? Intussen had ik zelf al notities gemaakt. We dronken nog koffie, keuvelden wat over het aantrekkelijke van het Gardameer en namen kennis van hoe de kleine, tevens kleinste, vandaag een uurtje had kennisgemaakt met groep 1. Hoewel hij niet kan wachten met naar school te gaan, was het nog behoorlijk lastig geweest hem over de drempel van het klaslokaal te krijgen. Te veel indrukken ineens. Zijn moeder hield hem gezelschap maar dat was hem in eerste instantie toch niet veilig genoeg. Zo’n kind, denk ik dan, voelt natuurlijk aan dat een kijkje nemen in de school van volgend schooljaar niet wil zeggen dat je de hele tijd bij je moeder op schoot kunt blijven zitten maar wel dat je een beetje meebeweegt met de dynamiek van het moment. Onder het toeziend oog van meester Jan. Maar hij had ook van zijn oudere broer gehoord dat meester Jan streng is. Het een vocht ongetwijfeld met het ander. Maar, op enig moment had een meisjeskleuter hem bij de hand genomen en een speelhoek in verleid. Onderaan de streep had hij zich goed vermaakt en had hij tegen zijn broer gezegd: Meester Jan is helemaal niet eng! Oh, ik bedoel streng. En nu kan de vakantie beginnen. Wij zullen ondertussen voor de planten zorgen.

Hamster

Er moet een reden zijn geweest dat ik in mijn notities had opgenomen: Hamster in de ijskast. Het was mij op de een of andere manier ter ore of onder ogen gekomen en ik moest gedacht hebben dat er een onderwerp voor verse tekst in zat. Iemand had een hamster in de ijskast gestopt en dat was op de een of andere manier nieuws of bijzonder geweest of het was door iemand als leuk idee geopperd. Ik had geen flauw vermoeden meer. Ik stelde me voor dat het om een dode hamster was gegaan. Een levende kan ook, natuurlijk, maar dan kom je al snel bij dierenmishandeling uit. Ook als je alleen maar wilt weten hoe lang zo’n bontjasje beschermt tegen temperaturen vlak boven het vriespunt. Maar, waarom zou je een dode hamster in de ijskast leggen? Ik vond het een onfris idee en het was zeker nog onfrisser om het ook echt uit te voeren. Stel je voor dat je tussen de ingrediënten van de avondmaaltijd zo’n dood diertje tegenkomt, dat moet je toch niet willen? Tenzij je een door jou gehaat persoon zich eens lekker ongemakkelijk wilt laten voelen. Ik kan me nog voorstellen dat je de dode hamster in het vriesvak legt. Voor zolang als …. ja voor zo lang als ….. voor zo lang als wat, trouwens? Dat het duurt tot de ter aardebestelling? Tot de sectie op het kadavertje zou kunnen plaatsvinden ter vaststelling van de mogelijke doodsoorzaak? Hoewel, dan was opbergen in de ijskast toch voldoende geweest? Ik vermoed dat dit het topje van de ijsberg van alles wat je kunt bedenken bij hamster-in-de-ijskast is. Het is genoeg.

Tomaten

Onderweg naar Figeac, een week of vijf geleden, aten we rare tomaten. Ze waren niet gewoon rood maar zagen er zo goed als zwart uit. Dat maakte nieuwsgierig want ze bleken goed te smaken en we stonden de volgende morgen gezond weer op. Niet dat we gevreesd hadden dat we de ochtend niet zouden halen want we hadden de chef van de B&B gevraagd wat voor tomaten we geacht werden in goede gezondheid te verorberen. Niks aan de hand, had hij gezegd, het is een vergeten tomatensoort, sculpturaal van vorm, lekker stevig van textuur, pront van smaak. Kortom: terecht aan de vergetelheid ontrukt. En hip. Dus gingen we op de Franse markten op zoek naar wat we voor het gemak zwarte tomaten noemden. Maar, terwijl je op Franse markten altijd alles vindt wat door de voedselindustrie als gevolg van onbekend maakt onbemind al decennia op het strafbankje van dus ook onverkoopbaar en dus ook onrendabel is gezet, zwarte tomaten vonden we niet. Totdat we ze op marktdag in Figeac in ruime hoeveelheden zagen liggen in de plaatselijke groentewinkel. Wat vreemd, zeiden we tegen elkaar, hier wel, op de markt niet. Maar goed, we kochten ze, de tomates d’antan, de tomaten van vroeger, in goed Nederlands. En we aten ze in een frisse salade en zeiden tegen elkaar dat ze weer heel lekker waren, maar dat het ook wel merkwaardig was dat we ze nooit bij de Sligro hadden gezien. En daar verkopen ze doorgaans toch alle raars dat koks in Nederlandse restaurants met ambitie aan hun naar exotische ingrediënten en smaken hunkerende gasten willen voorzetten. En dan bestaat toeval niet. Vandaag in de folder van de Sligro in de aanbieding: tomates d’antan. Ze staan weer op het boodschappenlijstje.

Vallei 6

Vervolg van Vallei 5, geplaatst op 22 juni 2025

Herman had de kaart uitgevouwen en op het tafeltje in de bus gelegd. Dat was overzichtelijker dan op het schermpje van een telefoon steeds te moeten in- en uitzoomen. Kijk, zei hij, we zijn nu hier. Ze hadden de stoelen en tafel waaraan ze gegeten hadden weer achterin de bus gelegd en zaten nu in de bus, naast elkaar op een van de banken. De deuren en de raampjes stonden open, er kwam zo nu en dan een zachte windvlaag door de bus. En het geluid van voorbij rijdende auto’s. Zo nu en dan een vrachtwagen. In de struiken de drukte van kleine vogels. Ik stel voor dat we deze weg nog een tijdje volgen, verderop wordt het heuvelachtiger en daarna kunnen we de rivier volgen, door het dal. En dan zijn we al niet eens zo ver meer van zee. De zee, heb jij daar iets te zoeken? Ik vind zee altijd wel fijn. Hij keek naar Tiets, vragend. Ik vind het prima, Herman. We gingen vroeger bijna elk jaar naar zee. Bijna elke grote vakantie. Voor mij is zee thuiskomen. Ik hoopte stiekem al dat je ernaar op weg wilde. Het was niet het antwoord dat Herman verwacht had. Waarom had ze niet meteen gezegd dat ze richting zee wilde? Hij had toch duidelijk gezegd dat hij geen echt doel had. Dat het wat hem betreft open lag, waar ze heen zouden rijden. En zij had gezegd dat het voor haar niet anders was. Geen idee waarheen, had ze gezegd. Ze maakte dan wel een recht-door-zee-indruk, er speelde nog iets? Ik dacht dat je geen idee had waar je naartoe wilde. Toen je instapte. Het was eruit voordat hij het wist. Ze ging even verzitten, iets verder bij hem vandaan, leek het. Ze keek hem aan. Ze maakte niet de indruk dat ze zich betrapt voelde. Klopt, zei ze. Op dat moment had ik geen idee, maar zo, met jou onderweg naar het zuidoosten en de zee binnen bereik, lijkt de zee mij een aantrekkelijk reisdoel. Beetje sentimental journey. Ze lachte. Aantrekkelijk, vond Herman. Onweerstaanbaar; om eerlijk te zijn. Maar toch. Kom, zei hij, we gaan weer op weg. Op naar zee, zei Tiets. Even later draaide Herman het busje de weg op. Langzaam kwam de oude motor achter in de bus weer op dreef. Dat voelde lekker. Koele wind spoelde door de open raampjes de cabine in. Tiets had haar telefoon gepakt en begon een bericht te tikken. In de spiegels zag Herman hoe een motorrijder hen volgde en op afstand bleef. Hij kon niet goed zien of het de motorrijder was die eerder al achter hen gereden had en hen rustig gepasseerd was toen hij de bus onder de struikeik parkeerde. En die onopgemerkt was teruggereden terwijl ze aan het eten waren? Herman voelde zich er niet prettig bij. Zacht uitgedrukt. Vooral ook omdat hij zich nu af was gaan vragen waar Tiets met hem naar op weg was. (Wordt vervolgd)

Afzwemmen

Het was een volle dag als in het was een gevulde dag. In het zwembad was het vochtig warm, zoals het hoort, in een binnenzwembad. De tribunes puilden uit met opa’s, tantes, oma’s, broertjes, zusjes etcetera, etcetera ……. Eerder hadden we de auto geparkeerd. Je zoekt op dagen als deze een plekje in de schaduw. Liefst onder een boom. Dat lukte. Daar zouden we een uur later plezier van hebben, dachten we. Samen met het kleinkind en haar papa en mama liepen we naar waar het vandaag gebeuren moest. Het kind van zeven zou afzwemmen. Voor het c-diploma. Dat is nogal heftig, begreep ik. Zelf ben in een slechte zwemmer. Beter: ik kan er eigenlijk niets van. Ik beheers de schoolslag, ik kan watertrappen en ik kan in het water staan maar dan heb je het wel gehad. Ik heb leren zwemmen toen ik een jaar of vijfentwintig was. Ik vertel het met enige schaamte maar het is gewoon zoals het is. En ik begrijp niet dat mijn ouders mij rond mijn tiende alleen naar de IJzeren Man in Vught lieten gaan. Ik had daar gemakkelijk een keer kunnen verzuipen. En één keer is voldoende om geen rest van het leven meer te hebben. Toch, ze hielden wel van me. Het zal de tijd zijn geweest. Er lagen onder speeltoestellen ook gewoon keiharde tegels en het ongezekerd in flinke bomen klimmen werd zonder enige terughoudendheid aangemoedigd. Een op de vijf kinderen liep met een kapotte knie, een bult op het hoofd of een arm in het gips. Bij wijze van. Maar, er zou dus een kleinkind afzwemmen. Het werd een heel gedoe. Met zo’n dertig kinderen die – al dan niet gekleed alsof het buiten koud was – een keur van kunstjes moesten doen en stevige afstanden moesten zwemmen. Vooral heel erg door elkaar heen en soms erg in elkaars zwemwater. Terwijl er toch ruimte genoeg was. Ik raak altijd een beetje ontroerd als ik kleine kinderen zich zwemmend enorm zie uitsloven terwijl hun bewegingen naar verhouding weinig renderen. Qua snelheid, bijvoorbeeld. Of de neus boven water. Los overigens van dat ze uiteindelijk niet verdrinken; wat voor henzelf en hun papa en mama een grote opluchting moet zijn. En voor het publiek is het ook prettig als alles goed afloopt. Later vandaag – na een voorspoedige rit in een koele auto – kregen we via whatsapp te horen dat het kind haar diploma had gekregen. We stonden op dat moment in de rij op een receptie in Meerssen waar de burgemeester na tien jaar haar ambtsketen overdroeg aan – inleverde bij – de plaatsvervangend voorzitter van de gemeenteraad. Zij kreeg geen diploma maar wel een oorkonde en wat later nóg een oorkonde. Eerst werd ze ridder in de Orde van Oranje-Nassau. En daarna ook nog ereburger van Meerssen. Het was een mooie bijeenkomst in de basiliek aan de Markt en op de binnenplaats van het gemeentehuis. Het was goed zo veel oude bekenden weer te zien en te spreken. 

Chroniqueurs

Onderstaand stuk schreef ik in 2020 voor het blad van een heemkundevereniging in het zuiden van het land. Op uitnodiging. Het werd uiteindelijk zonder opgave van redenen geweigerd.

Laat ik er maar eerlijk voor uitkomen: Heel lang heb ik met heemkunde helemaal niets gekund. Toen ik in nog in V. woonde, was daar een meneer die nogal veel studie had gemaakt van wat in Noord-Limburg een toer heet; een kanten muts, een soort van pronkkap, door vrouwen op het hoofd gedragen. Hij verzamelde ze ook. Tot ver buiten de regio werd zijn autoriteit op het gebied van toeren erkend. Daarnaast was hij actief in een volksdansgroep. Jawel, een heuse volksdansgroep. Als je het over oubollig hebt, zet dan maar meteen de volksdansgroep op nummer één in het lijstje. Volksdansgroep is Driekusman, Hoksebarger, Klompendans, Skotse Trije, Skotse Fjouwer, Horlepiep, Hakke Toone of Gort met Stroop.

Wat ook niet hielp was een boekje in de boekenkast met de titel ‘De Heemliefde van het Nederlandse volk’. Ik had het overgehouden aan een lange, warme zomervakantie in de zestiger jaren als student-assistent van Professor (Algemene Taalwetenschap) Doctor J. Wils, secretaris van de redactie van Onze Taaltuin. Het was hem, waarschijnlijk bij verschijning in ‘lentemaand 1942’ ter bespreking toegezonden door de auteur D.J. van der Ven. Mijn opdracht was een hele zwik boeken uit de bibliotheek van de professor aan te bieden aan antiquariaten in den lande. Het boekje over de heemliefde was daar niet gewild en was ten langen leste bij mij thuis terechtgekomen. 

Het zou van lust tot onderzoeken mijnerzijds hebben getuigd als ik toen had nagetrokken of Wils er in Onze Taaltuin ook werkelijk aandacht aan had geschonken. Zeker als je nagaat dat in het jaar van verschijnen ideeën rond ‘Blut und Boden’ steeds steviger daadwerkelijk vorm kregen in de gedwongen, wrede ‘Umsiedlung’ van Joden naar de werk- en vernietigingskampen in het oosten. Hoe viel bij zoveel wreedheid uit (volgens Hitler) naam van het Duitse volk het oordeel over een boekje met in de titel woorden als heemliefde en volk uit? Het zijn woorden die sterk geuren naar wij onder mekaar, ons kent ons, navelstaren en een stapje verder: nationalisme, angst voor en uitsluiten van het vreemde. En dat terwijl in de tijd dat ik opgroeide, studeerde en als docent Nederlands mijn eerste lessen gaf de wereld juist open kwam te liggen en gesloten gemeenschappen zich naar buiten keerden. 

Tegenwoordig kijk ik wat anders naar heemkunde. Dat is begonnen toen in de tachtiger en negentiger van de vorige eeuw en de beginjaren van deze eeuw de series Heimat 1, 2 en 3 van regisseur Edgar Reitz werden uitgezonden. Daarin kwam alles samen wat ik van geschiedschrijving verwacht. Voor de meeste mensen en in het onderwijs is dat vooral het optekenen van de grote lijnen, het leggen van verbanden tussen gebeurtenissen, het beschrijven van de rol van personen, het zoeken van oorzaak en gevolg in de chaos van de tijd. Meestal achteraf. Maar kijken we naar Heimat, dan is die grote geschiedenis slechts decor. Belangrijk, van grote invloed, maar toch: decor.

Het echte succes van zo’n serie is het verhaal van mensen in hun natuurlijke habitat. En dan vooral de enscenering daarvan. En voor dat succes is een flinke dosis heemkunde nodig. Het is een tak van sport – zo stel ik me voor – voor mensen die een grote liefde en een goed oog hebben voor het detail. Voor de omgeving, voor de situaties waarin mensen gedijen of teloorgaan. En dan niet alleen terugkijkend. Heemkunde heeft volgens mij nóg meer waarde als de beoefenaars ook chroniqueurs zijn. Vrouwen en mannen die de eigen tijd, de eigen omgeving, hun familie, vrienden vastleggen in foto’s, verhalen, geluidsopnamen, lijstjes.

Overigens ben ik dan toch maar eens op zoek gegaan naar Onze Taaltuin. Op internet. Maar helaas, het tijdschrift haalde maar net tien jaargangen. Die van 1941-1942 is de laatste. En laat de inhoud van deze jaargang nou net niet zijn gedigitaliseerd. Maar het feit dat deze de laatste was, doet vermoeden dat J. Wils niet meer aan bespreking van het hem in lentemaand 1942 aangeboden ‘De heemliefde van het Nederlandse volk’ is toegekomen. Misschien dat ik er nog eens op moet terugkomen.

Afstand

Zo nu en dan laat ons koor zich optrommelen om ergens te zingen. Vanochtend in Museum Venray voor bewoners van Venray centrum. Vooral oudere en grijze. En omdat in ons koor ook niet iedereen meer van de jongsten is voel ik me steeds meer de wereld van de ouderen ingezogen. Daar is op zich niks mis mee maar alles in mij verzet er zich tegen. En daar is volgens mij ook niks mis mee. Het zingen ging soms heel goed, soms wat minder; zoals de dagen van ouderen ook gaan. En eigenlijk ieders dagen wel. Toen we klaar waren met zingen liep ik op mijn gemak naar huis. Vanwaar wij wonen is bijna alles in Venray dichtbij. Twee, drie straten door, twee of drie hoeken om, en ik ben weer waar ik wezen moet; zolang dat in het centrum is, hè. Na het zingen liep ik naar huis, door de Schoolstraat. Daar kwam Em mij achterop. Em ken ik al meer dan vijftig jaar. In de eerste helft van de zeventiger jaren zat ze een jaar of twee bij mij in de klas. Ze was wat docenten een prettige leerling noemen. Iemand die je graag in de klas hebt. Een leerling die meedoet maar ook weerwerk biedt en veel van zichzelf meebrengt. Ze is in de loop van de tijd een ondernemend tiepje gebleken met opvattingen en dadendrang waar je ook als gemeenschap wat aan hebt. We liepen samen verder op, de Schoolstraat in. We hadden het over dit en over dat en toen begon het ongenadig te zeiken van de regen. De sluizen van de hemel gingen open. We zochten beschutting onder de overstek van een schoenenwinkel. We kunnen even schoenen kopen, zei Em. Toch maar niet, zei ik. Ik vertelde Em hoe het er met zo’n stortbui c.q. moessonregen in Meerssen uit zou hebben gezien. Minstens vijftien centimeter water op de weg, zich wild spoedend naar het centrum van het dorp. Geheid wateroverlast. Onrust in het dorp. En verder ging het weer, over dit en over dat. Ik vind dat wonderlijk, hoe wij nu allebei zonder afstand met elkaar praten terwijl de verhoudingen dik vijftig jaar geleden toch anders lagen. 

Boontjes

Lezen is soms een opgave, vooral in de loop van de middag, als de ogen vermoeid raken en de slaap een korte wijle de macht over het stuur van deze lezer overneemt. Voortdurend valt diens hoofd om, schrikt het weer wakker, probeert hij de draad weer op te pakken om die even snel weer los te moeten laten. Het overkwam deze lezer vanmiddag weer eens. Ga dan een stukje lopen, zei ik tegen mezelf maar waarom eigenlijk, ik weet van tevoren dat mijn luie ik niet mee wil. Die blijft op zijn krent zitten en denkt dat het wel weer over zal gaan. En dat is natuurlijk ook zo maar dan duurt dat wel wat langer dan deze lezer zou willen. Vandaag dacht ik: Ga maar een stukje tikken, dan gaat het vanzelf wel weer over. Nou, niet vanzelf dus, ik ben er echt voor moeten gaan zitten en hier zit ik dan, te tikken. Ik was aan het lezen in een boek met de titel Boontjes, 1961. Het zijn stukjes die de Vlaamse schrijver Louis Paul Boon dagelijks schreef in de Vooruit, een Vlaamse socialistische krant. De laatste maanden verdiep ik me weer wat meer in zijn werk dat grote indruk op me maakte toen ik een beginnend student Nederlandse Taal- en Letterkunde aan de Katholieke Universiteit Nijmegen – nu Radboud Universiteit – was. Dit boek kocht ik onlangs en ik trof er een briefje in aan. Tekst: Baarn oktober 1989 – Hierbij doen wij u een recensie-exemplaar toekomen van : Louis Paul Boon: Boontjes II – 1961 – ISBN 90 5067 091 1 – Verkoopprijs f 54,50 – Van uw bespreking zien wij gaarne twee bewijsnummers tegemoet. – Met vriendelijke groeten, – Wilma van Bonzel. Het boek werd verzonden met als afzender Hadewijch, Postbus 1 in Baarn. Ik kocht het in de Boekenkelder in Maastricht, voor vier euro. Het is een boek waar ooit een recensent iets over heeft geschreven – in een Limburgse krant? – en waarmee ik geholpen ben want ik had nog geen Boontjes van Boon gelezen. Ik kende alleen zijn grote romans. Misschien kom ik er nog eens op terug.

Rollator

De repetitie was achter de rug, we hadden geprobeerd alvast erg mooi te zingen want donderdag moet het écht goed zijn, als we optreden met ons koor. Het was nog licht toen ik naar buiten stapte. De repetitieruimte ligt aan het Kennedyplein. Ik weet niet waarom, hoe dan ook, mijn oog viel op het wat in de loop van de tijd uitgebeten en slecht leesbare straatnaambord. Ik las ook: president Verenigde Staten en jaartallen. Ik realiseerde me op dat moment dat terwijl ik eerder vanavond naar het plein liep Donald Trump landde op Schiphol. En ik vroeg me af of er ooit iemand in Venray of ergens anders in Nederland op het idee zou komen voor te stellen een plein of straat naar Donald Trump te noemen. De man heeft ongetwijfeld charisma en dat is wel het minste dat nodig is voor een straatnaamgeving. Maar, ook charisma is er in kwaliteiten. Kennedy had rafelrandjes maar Trump heeft meer dan grove rafelranden. Kon je Kennedy nog in verband brengen met gezond verstand, goede smaak en een beredeneerd gevoel voor machtsverhoudingen, Trump blinkt uit in doortrapte, egoïstische geslepenheid, schoolpleinverhoudingen, gestrekte benen en wansmaak. Ik mag hopen dat ik nooit door een Donald Trumpstraat zal lopen. En mocht die er toch ergens zijn, dan loop ik om. Ook als ik slecht ter been ben en moeizaam met een rollator loop.