Op het plein was in één week aan de gevel van de schouwburg een gigantisch paviljoen gebouwd. Het had voornamelijk glazen wanden. Binnen was een uiterste poging gedaan met voluptueuze maar desondanks gedistingeerde zetstukken en kunstplanten een chique ambiance te creëren. Uit de laatste busjes die vandaag waren komen aanrijden werd nog van alles en nog wat voor een geslaagde nip- en hapsessie naar binnen gedragen. Daar kreeg een brigade van zo’n veertig jonge mensen de laatste instructies inzake het bedienen van de gasten die later op de middag verwacht werden bij dit grootse bedrijfsfeest van een omvang die in dit dorp zelden gezien werd. Ik was ondertussen op weg naar de bibliotheek waar een bescheiden feestje ter gelegenheid van de boekenweek werd georganiseerd. Kinderen konden er knutselen, er zou worden voorgelezen en er was een verhalenverteller. Ik vatte post aan een tafel, in een comfortabele stoel nadat ik het februarinummer van Vrij Nederland uit de bladenwand genomen had. Langzaam stroomde de bibliotheek vol met kinderen, papa’s, mama’s, opa’s en oma’s. Er viel een kind een tand door de lip. Het huilde hartstochtelijk, ontroostbaar ook. Een jonge moeder gaf haar baby de fles. Het kind keek voortdurend weg naar alles wat bewoog. Het schoot niet op maar het geduld van de moeder zegevierde. Twee vriendinnen zonder kinderen dronken in een hoekje gezellig muntthee en hapten beetje voor beetje een cupcake weg. Druk met elkaar. Op een houten verhoging zat stil een stevige vrouw met hoofddoek en dikke winterjas aan zich te laven aan het bruisende leven om haar heen. Kijken was genoeg. Ik las ondertussen wat artikelen in de Vrij Nederland. Het was lang geleden dat ik dat gedaan had. Het was een ander blad geworden. Het is een andere tijd, dat ook. En er lagen vandaag twee totaal verschillende werelden op en aan het plein.
Nest
De eksters die er vorig jaar alsmaar niet in slaagden in de kastanjeboom tegenover ons appartement een nest te bouwen zijn weer actief. Ik veronderstelde althans dat het dezelfde zijn maar na een tijdje dacht ik: Waarom zouden het geen andere zijn? Deze kunnen het wél, een nest bouwen. Maar, op internet lees ik: Eksters zijn monogame, territoriale vogels. Als een ekster eenmaal een partner gevonden heeft, vormen ze in principe een paar voor de rest van hun leven. Hun territorium (grootte gemiddeld 5 à 6 hectare) zullen ze dan ook niet meer verlaten. Dus. Vingen de twee vorig jaar steeds mijn aandacht voor hun voortdurende gestuntel, dit jaar voltrekt de bouw van een massief nest zich onopvallend. Nog maar één keer zag ik een van de twee met een snavel vol takjes aan komen vliegen. El zag er een keer een wat rommelen in het nest. Het is nog niet helemaal af, lijkt me. Je kunt er op sommige plekken nog doorheen kijken. Er moet dus nog fijn materiaal voor het stoppen van de gaatjes worden aangevoerd. Pas dan is het nest gereed voor het bebroeden van de eitjes en de geboorte van lelijke, kale wezens die het ongetwijfeld graag warm hebben als vader en moeder met voedsel af en aan vliegen.

Queen
zondag 22 februari 2009
Ben vanaf dag één, dus vanaf vrijdag 23 januari 2009, de trotse eigenaar van Working On A Dream, het nieuwste album van Bruce Springsteen. Een album waarop Springsteen tekent voor alle teksten en muziek. Verder zijn leden van de E-Street Band en nog wat loslopende musici aan boord.
Nou ben ik van de titelsong – veelvuldig op Radio 2 – niet zo stuk want te gemakkelijk maar o wat mooi is Queen Of The Supermarket. Nou ben ik niet zo’n schrijver als het over muziek gaat dus ga er maar van uit dat ik in de rest van dit stukje een aantal keren de plank mis sla. Maar toch, als je na het lezen van dit stukje niet onmiddellijk op zoek gaat naar het nummer dan blijft er in je leven een groot, gapend gat bestaan. Helaas ben ik nog niet zo ver dat ik op deze site naar het nummer kan linken. En waarschijnlijk mag dat ook niet. Dus ga eens op zoek op You Tube of zo. Misschien tref je het daar aan (ja, dus!). Misschien vind je op brucespringsteen.net wel een demo.
QOTS is een monument voor de stille verliefdheid. En wel in een typisch Amerikaanse setting. Ontluikende liefde tussen de schappen van de supermarkt, afgeladen vol met verleidingen voor de superconsument op weg naar obesitas. En daartussen die ene verleiding die, in tegenstelling tot al die andere zaken niet at the end of your fingertips is. Beneath her white apron her secrets remain hers maar ook Though a company cap covers her hair/Nothing can hide the beauty waiting there. De verliefdheid gaat met de fantasie op de loop. Een glimlach is voldoende voor een heel etmaal zweven tot de volgende gang naar de supermarkt, de volgende dag, As the evening sky turns blue/A dream awaits in aisle number two.
Dat over de tekst. Dan de muziek. Gaandeweg trekt Springsteen een Wall Of Sound op. Begint in zachte, lyrische tinten maar als de Queen op het toneel achter de counter verschijnt zwelt de muziek aan. En als dan het verliefde zweven in haar onmiddellijke, tintelende nabijheid begint, gaat er nog een stevige schep bovenop. Om uiteindelijki na een zich langzaam ontplooiende climax in de droommuziek van de slaap te eindigen. Droomvanger op de zachte wind onder de veranda. De muziek vertelt het verhaal mee maar staat tegelijkertijd van zichzelf als een huis om de kracht van de melodie.
QOTS is absoluut all American maar ook van iedereen. Dat wordt genieten voor de bezoekers van Pinkpop 2009. Ook omdat de rest van het album alles in zich heeft zelfs de meest geharde harten te kraken.
Wonderlijk 2
Jullie weten dat ik zo nu en dan wat opvallende zinnen publiceer. Ik raap die min of meer regelmatig op uit de media, geschreven en gesproken. De taal heeft veel weggetjes en steegjes die door de meeste gebruikers gemeden worden maar door sommigen toch onbekommerd worden bewandeld, krom, hobbelig, doodlopend, whatever. Voor het vergaren van de elf die jullie nu gaan lezen – kijk zelf maar even wat er met welke zin aan de hand is – was slechts één week nodig.
- Dit product is benoemd tot gekozen product van het jaar.
- Hier wordt iemand de maat gemeten.
- In de bank genomen is dat niet waar.
- Dat maakt toch wel heel veel impact.
- Er is niet genoeg historische data van je slimme meter beschikbaar
- Ik dacht aan een vrouw met wie ik ooit het bed deelde en vrijwel onophoudelijk ‘dit is geil’ zei. (Tobi Lakmaker, Vk Mag 8 maart 2025)
- De SGP weet niet waarom de PVV-bewindsvrouw haar politieke handwerk lijkt te versloffen. (de Limburger)
- Je smartphone, je hangt daar zo van af.
- Maar nu die atoomparaplu niet meer in standvastige handen is, plooit Frans president Emmanuel Macron er graag zelf een open. (De Limburger)
- Het begin van het bezit is het einde van het vermaak. (Martin Graus).
- De huizen waren nog maar net hersteld en nu al weer verzakt.
College
Zondag 15 februari 2009
Vandaag geef ik weer eens een college over een wit paard. Eindelijk, zullen jullie denken. Het witte paard waar ik het vandaag over wil hebben is een dagelijks wit paard. Dat wil zeggen dat het dagelijks langs komt. Het komt dagelijks langs mijn huis maar dat is verder niet van belang. Behalve natuurlijk in die zin dat ik het daarom kan zien. Als ik thuis ben, tenminste. Maar ik ben altijd thuis als het witte paard langskomt want hoe zou ik anders weten dat het witte paard dagelijks langskomt? Juist, dat zou kunnen als ik een camerabewakingssysteem met video-opnameapparatuur en tijdindicatie in beeld zou hebben. Ik hoor het u allen denken. Maar, genoeg uitgeweid, nu weer terug naar het witte paard als zodanig. Het witte paard waar we het vandaag over hebben, komt dagelijks ongeveer rond dezelfde tijd langs. Het is dus een stipt wit paard. Althans, als het om zijn dagelijkse wandelingetje gaat. Het is wat dat betreft stipt maar kan, bijvoorbeeld, heel goed minder stipt of in het geheel niet stipt zijn als het om het schoonhouden van zijn stal gaat. Zijn stal, want het is een hengst. Het is dus een dagelijks stipt wit mannelijk paard. Vandaag zit er niemand op het paard. Ik zeg dat omdat met name onze vrouwelijke studenten zouden kunnen denken dat er een prins op het paard zit. De zogenoemde prins op het witte paard. Zogenoemd en niet zogenaamd. In het laatste geval zou er sprake zijn van een niet echte prins. Maar, oorspronkelijk bedoeld is een echte prins, dus zogenoemd. Later is dat een metafoor geworden voor de gedroomde echtgenoot voor het leven en dus zou dan mogelijk ook zogenaamd op zijn plaats kunnen zijn maar dat zou dan ook gelden voor het totaal, dus inclusief het witte paard. Zogenaamd een prins op een wit paard. Dit alles even voor onze mannelijke studenten die niet op de hoogte zijn van meisjesdromen. Inhoudelijk dan, niet waar het gaat om de formulering ervan. Maar dit terzijde. Weer even terug naar het witte paard van vandaag. Ter hoogte van het hoofd van het paard loopt de berijder van het paard. Het paard heeft dus vandaag geen berijder. Want wie naast een paard loopt, is geen berijder. Althans niet op dit moment. Wie er naast loopt is de teugelhouder, tempo- en richtinggever. Wat hij overigens ook is als hij berijder is. Maar dat is nu niet aan de orde want hij loopt ernaast. En zo is de cirkel weer rond en klopt alles weer. Doch, liep deze berijder er niet naast dan zou er mogelijk iemand anders naast lopen, bijvoorbeeld iemand die geen paard kan rijden en dus ook geen berijder kan zijn, in een ander tempo en in een andere richting maar wellicht wel met dezelfde teugel in de hand. Maar, en dan komen we waar ik eigenlijk naartoe wil, zo’n wit paard kan natuurlijk ook nog geheel alleen op stap zijn. Typisch iets voor witte paarden. Alleen op stap zijn. Dat zie je een zwart paard niet snel doen. Bles of geen bles. Tot zo ver voor vandaag. Met het oog op het college van volgende week adviseer ik u hier nog eens goed bij stil te staan en over na te denken.
Mis
We hadden met het koor een mis gezongen. Dat is voor ons koor geen dagelijkse arbeid maar om de een of andere reden worden we daar met enige regelmaat voor gevraagd. Het relegieuze repertoire is beperkt maar we voeren het goed uit. Dat zal het zijn. De priester van dienst profileerde zich in zijn eigen woorden als pastoor van de graag-of-nietkerk. Je gelooft vanuit je hart, bidt vanuit je hart, neemt deel aan de rituelen vanuit je hart en doe je dat allemaal niet vanuit je hart dan kon je net zo goed wegblijven. Als gelovige. Persoonlijk word ik nogal recalcitrant als iemand zo’n toon aanslaat. Ik denk dan: Zoek het maar uit met je kerk. Ik ben geen profvoetballer die door de trainer bij de les moet worden gehouden. Die geacht wordt passie als vak te zien. Als ik al zou geloven, dan puur voor m’n genoegen – en wellicht ook voor dat van anderen – maar zeker niet om van de pastoor een tien te krijgen. Met zijn graag-of-nietkerk. Dan maar niet. Enfin, tot zover die mis. In de auto op weg naar huis, kwam op de radio Adriaan van Dis even langs. Mijn idee: Met Van Dis is weinig mis. Niet dat ik ál zijn werk kan waarderen maar ik houd van hoe die man benijdenswaardig helemaal zichzelf is én van de onbevangenheid waarmee hij de mens en de wereld beschouwt. Hij had het over literatuur en waar die over gaat. Het sloot goed aan bij wat ik op het moment aan wetenswaardigheden over Louis Paul Boon verzamel. Literatuur gaat over willen ophouden met roken en dan zoiets zeggen als: Nou nog één dan. Of gaan lijnen en dan als je net begonnen bent nog even een laatste saucijzenbroodje eten. Ik denk dat Van Dis het menselijk tekort voor ogen had. Het is het vaak zo ontzettend nét niet in het leven van mensen. Ook geloven heeft daar overigens last van, is mijn indruk.
Huishoudelijke mededeling: In de kastanje bouwen de eksters een dijk van een nest. In de boom waar ze het vorig jaar niet voor elkaar kregen.
Gedoe
Zaterdagmorgen, dan is er de Volkskrant op papier. Door de week lees ik die van tablet, de editie van het weekend mag ik mij nog graag analoog laten smaken. Koffie erbij en laat het papier maar ritselen en kraken. En dan vandaag ook nog met volop zon over schouder, in een kamer, badend in het licht. Ik mag graag beginnen met te lezen in het magazine. Op pagina negen het wonderlijke verhaal over de valkparkiet die ernstig lijdt onder iets dat lijkt op het legenestsyndroom. De vogel is twaalf jaar en tijdens zijn leven erg gehecht geraakt aan de dochter van de vrouw des huizes en die dochter is steeds vaker niet thuis. En dan begint de vogel haar te roepen. Er dreigt scheuring in het gezin omdat de man des huizes dat niet kan verdragen. Wat te doen met de parkiet? De reacties van lezers op deze lastige levensvraag zijn nogal divers. Ik kan me niet voorstellen dat de vraagsteller daar erg mee geholpen is. Het meest praktische antwoord is: Die vogel is twaalf jaar, de levenverwachting is tien tot vijftien jaar, die vogel leeft in blessuretijd, heb gewoon nog even geduld. Ik moet denken aan alle huisdieren die wij in de loop van de tijd over de vloer hadden. De vissen, de cavia’s, de hamsters, de poezen, de schildpadjes. Het was altijd wel wat. En dan sla ik de planten even over. En de mensen. Op pagina dertien is er gedoe met een hondje: dat heeft het koud op de pont in Amsterdam en moet een truitje. Van het een komt daarna het ander. Hij heeft nu ook een zwarte col met witte strepen, maar ook een dinotrui, een gele cactustrui en een chic kledingstuk met blauwe krijtstrepen, alsof hij elk moment over dividendbelasting kan beginnen. En elke dinsdag heeft hij een stropdas om. Ik moest er hartelijk om lachen. En daarna werd het serieus, een vraaggesprek met zes feministes. De vrouwenrechten komen steeds meer onder druk, dat moet stoppen. Vandaag is het ook Internationale Vrouwendag.
Mondvermaakjes
dinsdag 27 november 2007
Vanochtend werd ik aarzelend wakker uit een stevige schele slaap. Schele slaap bestaat officieel niet, ik weet het, maar schele hoofdpijn wel. Schele hoofdpijn is de volkse variant van de meer chique migraine en verder net zo vals. En mijn schele slaap is een slaap met zwaar comateuze trekjes. Zij doet zich met name voor als de winter in de startblokken staat. Ze is een bitch, een ware Killer Queen. Normaal vréét het tijd me van haar los te maken maar vanochtend parelde uit een krantenkop het woord mondvermaakjes op mij af. Ik besloot, gezien de context, dat het staat voor het meer chique, Franse amuse-gueule en daar dan het meervoud van. Nog nooit van gehoord. Wat een vondst, dacht ik. Heel even maar, overigens, want ik houd ik niet zo van die vertalingen. Zelfs niet als ze de bitch uit mij verjagen maar al helemaal niet als ze bijdragen aan dat toch al walgelijke Nederlandse keukenidioom. Denk aan huisgemaakt of op een bedje van …, proeverij, met begeleiding van….. of geroerbakken. Maar, ik bleek een van de weinigen die voor het eerst van zijn leven op mondvermaakjes stuitte. Dat getuigt van grote – zij het wat mij betreft niet verwijtbare – onwetendheid want het kostte Google ongeveer 0,12de van een seconde om zo’n 371 verwijzingen naar het woord te vinden. Ik kwam onder andere uit bij Mykene – Leuven, Belgium – dat ons als prélude op zijn oudejaarsavondmenu een Glaasje champagne met mondvermaakjes aanbiedt. En waar we het dan over hebben? Wel, dan hebben we het over Crème brûlée van ganzenlever, Sushi van prei, Gerookte zalm, mierikswortel en zure room, Tortellini met vierkazen en crème van eekhoorntjesbrood. In Nederland kunt u voor mondvermaakjes bijvoorbeeld terecht bij Herberg Stadt Stevensweert.
Wijs
Meerssen – 24 oktober 2008
Heel graag was ik heel wijs,
een wijze man, bedaard, bedachtzaam,
maar ook weer niet belegen, dus
niet slaapverwekkend en geestdodend wijs,
waardoor wie luistert al na drie minuten
afhaakt vanwege het gevoel van
eindeloos moeten aanhoren.
Nee, ik denk meer aan spannend
en verrassend wijs.
Zo van dat wijs dat niet zo oogt,
maar het wel is, ietwat terloops,
zodat wie luistert na een dag of drie
denkt: Hee, verrek, het leek wel heel
nietszeggend, maar er zit bij nader inzien
heel veel meer in.
Zo ongeveer dat wijs.
Aapjes
We hadden er drie, nog namokkend, op de achterbank. Dat was dus niet geheel zonder slag of stoot gegaan. De oudste die in het midden zat wilde niet in het midden zitten, de middelste die rechts zat, wilde links zitten en de jongste die links zat wilde rechts zitten. Dat we ze hun zin niet hadden gegeven kwam doordat de achterbank van de auto nou eenmaal op een bepaalde manier is ingericht met zitverhogers en veilgheidsstoeltjes. Dat luistert nauw, techniek, en sowieso niet naar wat kinderen willen. Terwijl ik de auto dan eindelijk in gang zette, doofden de gevechten van het volkje op de achterbank langzaam uit. We hadden vanaf de stoelen voorin de auto gevraagd of ze er zin in hadden, in naar de dierentuin. Het leverde een eenstemmig ja op. En of ze wisten dat de dierentuin gisteren nogal in het nieuws was geweest. De oudste en de middelste wisten het. Bijna eenstemmig: Er is brand geweest. Er zijn zes doodshoofdaapjes dood. En zei de middelste: Ze doen onderzoek. Ook de jongste bleek op de hoogte. Hij raakte in een hevig gevecht met het woord doodshoofdaapjes verstrikt maar stootte uiteindelijk nog nauwelijks ademend zijn verbrand uit. En bijna direct daarna: Zijn ze nu in het ziekenhuis? Nee man, zei de oudste, ze zijn dood. Ze leven niet meer. Ze gaan ze begraven. Nee, zei de middelste, ze doen nog onderzoek. Ja, zei oma, ze doen nog onderzoek maar dat is onderzoek naar de oorzaak van de brand. Het werd even stil op de achterbank. Totdat de kleinste van dik drieënhalf vroeg of we nog naar de – en er begon weer een gevecht met lettergrepen – doodshoofdaapjes gingen kijken. Ik stelde me voor dat de twee anderen op de achterbank elkaar aankeken en met hun ogen rolden. En, de middelste: Neehee, dat kan niet meer. Ze zijn dood. Ik hoorde ook een uitroepteken. En de jongste: Nou, jammer dan. Toch? Zeker, héél jammer, zei oma. Wie wil er een krentenbolletje?